elipsLife white paper

elipslife white paper

september 2014

Wat te doen metnabestaandenpensioen na 1 januari 2015

Het kabinet kijkt naar de toekomst. De economie trekt aan, er is hier en daar weer budget voor extra investeringen zoals in Defensie en buitenlandse hulp. Het kabinet kwam met de mededeling: "Alle bezuinigen zijn gerealiseerd." Vanuit de optiek van de regering mag dat dan zo zijn, de wetgeving is aangenomen, maar in de uitvoering staanwe op sommige elementen nog aan het begin.

Wederom staat er een pakket maatregelenklaar om per 1 januari a.s. over de pensioenmarkt uit te rollen. In deze white paper wordt ingegaan op de verlagingen vanmogelijkheden voor nabestaandenpensioen en de mogelijke oplossingen hiervoor. Het doel van deze white paper is een hulpmiddelte zijn in de komende periode om vanuit werkgeversoptiek de juiste beslissingen te nemen.

Versobering is het toverwoord geworden

Overheid, werkgevers, werknemers en pensioenuitvoerders worstelen met het toekomstige Nederlandse pensioengebouw: niet te ingewikkeld en vooral betaalbaar. De discussie richt zich vooral op de oudedagsvoorziening. Op zich logisch omdat hier het meeste geld mee gemoeid is. Aandacht voor de afdekking van de overlijdensen arbeidsongeschiktheidsrisico’s sneeuwt een beetje onder. Dit terwijl dat juist de risico’s zijn waar niet pas in de toekomst, maar voor de mensen om wie het gaat morgen al het meeste geld mee gemoeid kan zijn. Versobering van de pensioenopbouw bijvoorbeeld betekent wat ons betreft dan ook niet dat een verlaging van het maximale ouderdomspensioen ook automatisch verlaging van de maximale hoogte van nabestaandenpensioen hoeft te betekenen. Overlijdenen arbeidsongeschiktheidsrisico’s verdienen altijd aparte en extra aandacht.

Ons huidige pensioenstelsel heeft al een aantal versoberingen ondergaan in de afgelopen jaren. Voor beslissers over pensioen is het goed om bij dergelijke wetswijzigingen ook scherp te zijn op de vragen en antwoorduitwisselingen tussen de Eerste en Tweede Kamer en de betrokken bewindslieden. Met ingang van 1 januari 2014 werd dit al duidelijk met de invoering van de Wet VAP (wet verhoging AOWen pensioenrichtleeftijd). De pensioenrichtleeftijd is 67 geworden en de pensioenopbouwpercentages zijn verlaagd. Het nabestaandenen arbeidsongeschiktheidspensioen is ook hier onderbelicht gebleven. Later is een toelichting gegeven op het effect van de aanpassing van de pensioenregels op het nabestaanden en arbeidsongeschiktheidspensioen. Aanvullende besluiten zijn dan nodig. Dit is gelukkig voor de aanpassing van de Wet VAP gebeurd tijdens de parlementaire behandeling en door middel van een besluit hierover van 20 december 2013.

Inmiddels staat er een nieuwe versobering voor de deur. Ook hiervoor geldt dat nabestaandenpensioen het 5e wiel aan de wagen lijkt.

Gevolgen voor partnerpensioen van aftopping van het pensioengevend loon

Met ingang van 1 januari 2015 zullen de maximum opbouwpercentages voor pensioenaanspraken verder dalen. Wat vooral ‘revolutionair’ is: Het pensioengevend salaris waarvoor een fi scaal gefacilieerd pensioen kan worden opgebouwd met toepassing van de zogenoemde omkeerregel (pensioenaanspraak onbelast, pensioenuitkeringen belast) wordt gemaximeerd op € 100.000. Voor de opbouw van het ouderdomspensioen voor de categorie medewerkers in de salarisgroepen boven dit nieuwe maximum heeft dit natuurlijk grote gevolgen voor de te bereiken hoogte van het ouderdomspensioen. Dat is (hoewel buitengewoon vervelend) nog niet zo dramatisch nu de werknemer zich daar in ieder geval op kan voorbereiden en op zoek kan gaan naar alternatieven. Het maximum zal niet gaan gelden voor de aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen. De gevolgen zijn het grootst voor het partneren wezenpensioen. Het overlijdensmoment kun je per defi nitie niet plannen of daar goed voorbereid naar toe sparen. Aanpassing van de pensioenregelingen aan het nieuwe maximum pensioengevend salaris zal dus grote gevolgen kunnen hebben na overlijden als de pensioenuitvoerders, min of meer gedwongen, de nabestaandenpensioenaanspraken moeten verlagen als gevolg van de aanpassing van het fi scale kader.

De staatssecretaris van Financiën gaat in een brief van 23 mei 2014 op verzoek van de Eerste Kamer in op de vraag wat volgens hem de gevolgen zijn voor het partnerpensioen voor de aftopping van het pensioengevend loon op € 100.000.

Toegankelijkheid risicodekkingen in gevaar

Beperking van het fiscale kader wil nog niet zeggen dat de kosten van arbeid dalen. De verlaging van de pensioenregeling kan leiden tot andere beloningselementen die misschien zelfs het zelfde beogen. Deze verschuiving binnen de arbeidsvoorwaarden begint bij het stellen van prioriteiten. Voor veel werkgevers en werknemers zijn dit het overlijdens-en arbeidsongeschiktheidsrisico. Collectieve pensioenregelingen voor werknemers bieden ook minder gezonde of minder valide werknemers toegang tot deze dekkingen zonder het hoeven leveren van medische waarborgen. Als iedere werknemerindividueel hiervoor een uitvoerder moet kiezen, kunnenverzekeraars die collectieve toegang niet meer bieden. Voor de individuele zelfstandig ondernemers geldt dit natuurlijkal langer. Voor hen moet een overlijdens-en/of arbeidsongeschiktheidsrisicoproduct beschikbaar zijn wat hun daadwerkelijke risico afdekt tegen de beste prijs.

Mening van de staatssecretaris leidt tot ‘risicopartnerpensioenknip’

De staatsecretaris bevestigt nog eens dat de aftopping geen gevolgen heeft voor de omvang van het al tot 1 januari 2015 opgebouwde partnerpensioen. In de nieuwe wettekst is overgangsrecht opgenomen voor het al opgebouwde partnerpensioen. Niet alleen voor de verlaagde opbouwpercentages, maar ook voor het pensioengevend salaris mag voor de jaren voor 1 januari 2015 uitgegaan worden van respectievelijk de hogere opbouwpercentages en het niet gemaximeerde pensioengevende salaris. Het is ook voor partnerpensioenen op risicobasis toegestaan om een zogenoemde ‘risicopartnerpensioenknip’ toe te passen. Dat komt er op neer dat de hoogte van het risicopartnerpensioen hetzelfde wordt berekend als een partnerpensioen op opbouwbasis. Uiteraard moeten deze natuurlijk nog wel via risicopremies worden gefinancierd.

Ook voor risicopartnerpensioenen mag dus voor de vaststelling van het nabestaandenpensioen dat door de risicopremies gefinancierd wordt voor de jaren tot 1 januari 2015 uitgegaan worden van de hogere opbouwpercentages en ook de loonbestanddelen boven de € 100.000. Dit is overigens nog wel even een uitdaging voor de administratie. Voor partnerpensioenen op risicobasis wordt eerst de tijdsevenredige partnerpensioenaanspraak tot 1 januari vastgesteld. Daarbovenop komen de nog te bereiken pensioenaanspraken van na die datum met toepassing van de verlaagde opbouwpercentages en het maximum pensioengevend salaris. Hoewel strikt genomen geen wettelijke verplichting om een risicopartnerpensioenknip uit te voeren, zal dat in de verhouding tussen werkgever en werknemer wel degelijk een vereiste zijn om de gevolgen van een wettelijke aanpassing zoveel mogelijk voor de werknemers te beperken en dus de overlijdensdekking zoveel mogelijk op peil te houden. Op peil tot in ieder geval het fiscaal meest optimale. De werkgever zal dan dus het tot stand brengen of in stand houden van de meest optimale dekking financieel en feitelijk moeten faciliteren.

Voor de basisregelingen tot €100.000 biedt elipsLife zowel voor bestaande als voor nieuwe klanten de ‘risicopartnerpensioenknip’. Voor alle medewerkers verzekeren we het hoge pensioenpercentage over het totale pensioengevende loon tot 1/1/2015. Dit wordt aangevuld met het verlaagde percentage over het gemaximeerde inkomen daarna.

Aanvullende voorzieningen zelf regelen

De staatssecretaris geeft zelf in zijn bericht aan de Eerste Kamer aan dat als de werknemer de beperking van het partnerpensioen bij vooroverlijden ongewenst acht de werknemer hiervoor zelf een voorziening zal moeten treffen. Zoals gezegd is eerst de vraag of de werkgever als goed werkgever, maar eenvoudigweg ook vanwege de eerdere arbeidsvoorwaardelijke afspraken over de hoogte van de nabestaandendekkingen in ieder geval gehouden is om maximale inspanningen te verrichten om voor de werknemers een vergelijkbare overlijdensdekking tot stand te brengen. Bij het volledig zelf moeten regelen van deze dekking bestaat wel het risico dat de kracht van het collectief die toegang tot deze dekkingen biedt verloren gaat. In de basis tekenen zich 3 oplossingsrichtingen af. De netto lijfrente in de derde pijler, een netto pensioenuitkering in de tweede pijler en eennetto kapitaalsuitkering in de derde pijler.

Netto lijfrente

De staatssecretaris noemt als optie om de mogelijkheid van een zogenoemde netto-lijfrente te benutten. Per 1 januari 2015 biedt de nieuwe wetgeving de mogelijkheid om een zogenoemde netto-lijfrente af te sluiten. Deze netto-lijfrentelevert geen premieaftrek op, maar is wel vrijgesteld als bezitting bij de vaststelling van het inkomen uit sparen enbeleggen in box 3. Nu zouden overlijdensrisicodekkingen in zijn algemeenheid al niet veel waarde hebben, maar het is vooral van belang na overlijden omdat dan ook de waarde van de aanspraak op de nabestaandenuitkering (zeg maar het stamrecht) wel waarde heeft en ook dan niet meetelt voor de nabestaande. Als de werkgever aan de werknemers een vergoeding geeft (bijvoorbeeld uit het budget dat vrijvalt door de versobering van de pensioenaanspraken) om een nettolijfrente af te sluiten dan is die vergoeding onderhevig aan loonheffi ngen. Als de werkgever een vergoeding geeft dan zal de werkgever overigens een vergelijkbaar loonbedrag moeten geven aan werknemers die geen nettolijfrente verzekeren. De werknemers moeten zelf de premie voor de nettolijfrente verschuldigd zijn aan de verzekeraar of bank, maar de werkgever mag de premies wel bij de werknemers incasseren en namens de werknemers afdragen aan de uitvoerder van de nettolijfrente.

De staatssecretaris merkt nog op dat een eigen individuele voorziening wel er toe kan leiden dat de werknemers een medische keuring moeten ondergaan. Bij nabestaandenpensioenregelingen is dit niet het geval omdat de Wet op de medische keuringen dit niet toestaat. Medische waarborgen zijn op zich ook wel logisch, omdat de verzekeraar anders geconfronteerd kan worden met alleen de ongezonde werknemers die deze dekking zouden willen hebben(antiselectie). Hoe jammer ook voor de betrokken werknemers is dat natuurlijk onverantwoord tegenover alle andere verzekerden van de betreffende levensverzekeraar. Hoe groter de groep deelnemers in een verzekering, des te eerder verzekeraars in staat zullen zijn om de gevraagde medische waarborgen te verzachten of achterwege te laten. In dat opzicht is het eigenlijk ook wel jammer dat een werkgever deelname aan zo’n nettolijfrenteproduct niet kan verplichten. Op het eerste gezicht is dat logisch omdat een werknemer toch niet gedwongen zou kunnen worden om uit het nettoloon een nabestaandenvoorziening te treffen, maar zeker als de werkgever dit nadeel heeft gecompenseerd door een hoger brutoloon lijkt er toch niets op tegen dat de werkgever deelname verplicht stelt. Dit kan dan leiden tot goedkopere oplossingen met een toegang voor alle werknemers. Wellicht moet de staatssecretaris daar toch nog eens goed over nadenken. Een andere mogelijkheid om de echte antiselectie er uit te halen, zou bijvoorbeeld zijn dat de verzekeraar de dekking verleent voor alle medewerkers met een pensioengevend salaris van meer dan € 100.000 meteen bij aanvang van het dienstverband en dat de medewerkers dan in de gelegenheid zijn om als ze daar geen prijs op stellen zich weer af te melden.

Netto pensioenuitkering in de tweede pijler

Inmiddels is er een tweede pijler nettopensioenvariant. Daarbij zullen wel aanvullende eisen gaan gelden. Zo zal een pensioenfonds die een netto nabestaandenlijfrente aanbiedt een verplichte herverzekering van die risico’s moeten afsluiten. Kruissubsidiering vanuit het overige pensioenkapitaal is verboden. Vanwege het van toepassing zijn van de Pensioenwet zullen Banken of beleggingsinstellingen het tweede pijler product niet kunnen gaan uitvoeren.

Netto kapitaaluitkering in de derde pijler

Er gaan steeds meer stemmen op in de pensioenadviesmarkt om de levenslange of tijdelijke periodieke uitkering te verlaten. Daarvoor komt dan een kapitaalsuitkering voor in de plaats. De bestemming van dit kapitaal is uiteraard veel breder. Er kan een hypotheek worden afgelost, studie van de kinderen worden bekostigd of uiteindelijk toch een uitkering. Deze wordt dan gewoon ingekocht bij een verzekeraar. Dit kapitaal is uiteraard niet vrijgesteld voor de vermogensrendementsheffi ng in box 3 bij de nabestaande.

elipsLife biedt de bovengenoemde oplossingsrichtingen, toegespitst op de overlijdensdekkingen aan. Premiebetaling: De premiebetaling vindt plaats uit het nettoloon van de medewerkers. Als de werkgever de premies betaald dan isde waarde van de aanspraak uit de overlijdensdekking onderdeel van het belastbaar loon. Praktisch komt dat er op neer dat de individuele premie tot het loon gerekend wordt en daarover loonheffing wordt ingehouden. De werkgever zoudit kunnen compenseren door het belastbaar loon te verhogen. Op de polis zelf staat vermeld dat de verschuldigdheid van de premies bij de werknemers ligt.

Vaststelling hoogte overlijdensdekking: Verschillende keuzes zijn mogelijk, van exacte kopiëring van de het verlies aan NP per 1 jan 2015 tot vaststelling op basis van de afspraken tussen werkgever en de doelgroep.

Keuze voor een fiscale pijler: Aandachtspunt is in pijler 3 dat de nabestaandendekking ook naar de erfgenamen mag gaan. Bij pensioen in pijler 2 is een restbegunstiging aan de erfgenamen fiscaal niet toegestaan (maximaal tot leeftijd 30 kinderen), behoudens uitzonderlijke gevallen. De Pensioenwet gaat er vanuit dat een nabestaandenpensioen alleen aan de partner zelf of een wees toekomt en niet aan andere verdere erfgenamen.

Samenvatting

Per 1 januari aanstaande wordt de volgende versobering doorgevoerd in ons pensioenstelsel. De vraag is natuurlijk of dit de laatste keer is. Weer blijkt dat we ons moeten wapenen tegen het risico van overlijden. Dit kan direct gevolgen hebben voor de nabestaanden, terwijl er gespaard kan worden voor de gevolgen voor het ouderdomspensioen.

Er is nog een paar maanden de tijd om als werkgever en werknemers adequate oplossingen te zoeken. Dit kan als periodieke uitkering of als kapitaalsuitkering. Er zijn uiteraard meerdere keuzes, waaronder de fiscale behandeling. Het is van belang om dit tijdig te regelen aangezien 1 januari 2015 alles geregeld moet zijn om een hiaat in de dekking te voorkomen. Als u de oplossingen van elipsLife daarbij wil betrekken, kunt u contact opnemen met uw pensioenadviseur of kijk op www.elipslife.com.

Auteurs
Stefan Duran
Branch Head Benelux

Marco Rijsdijk
Legal & Compliance Officer

elipsLife
Startbaan 8
NL-1185 XR Amstelveen
T +31 20 755 98 00
pbagnpg.ay@ryvcfyvsr.pbz

 

Print